zaterdag 23 oktober 2010

Tel de tijd...

We hebben onszelf een keurslijf van tijd opgelegd.  Als we niet zoveel mogelijk actie proppen in zo weinig mogelijk tijd, vallen we als 'loser' uit de boot. Zo hollen we uiteindelijk voortdurend achter de tijd aan, en bij elke pas verliezen we telkens weer een stukje méér van onszelf, verslaafd als we zijn aan tijd.

Tijd is inherent aan het universum.  Einstein spreekt van de 'ruimtetijd', en van haar relativiteit. Temidden van deze natuur, waarin geen enkel fenomeen hetzelfde is als een ogenblik tevoren, staat de mens die, tegennatuurlijk, hoopt op permanentie - een droom die telkens weer als een zeepbel uit elkaar spat.  

We sussen onszelf met de gedachte dat, als tijd geen permanentie toelaat, het toch een rekbaar begrip is; dat tijd 'ademt', zoals het heelal.  Maar gaat dit dan wel over tijd, of eerder over de menselijke beleving ervan? Bachelard maakt zelfs een onderscheid tussen de gedachte en de beleefde tijd.  Volgens hem begint de beleefde tijd in de gedachte tijd.  Of is het omgekeerd? 

De tijd denken is het leven omkaderen: mijn herinneringen bouwen een tijd rond de gebeurtenissen van nu. Ik ben dan de tijdsbron, en fundeer zo mijn eigen verleden.  Bergson spreekt van de innerlijke tijd, die een filosofische - zelfs mythische - is.  Het is de tijd van de beleving, die de mens innerlijk transformeert en verrijkt.

In dié tijd is hollen overbodig.