zondag 29 januari 2012

Tweederangsleven?

“Bloeddeskundigen hebben een muis gemaakt met botafwijkingen vergelijkbaar met de menselijke ziekte myeloom – een vorm van bloedkanker die het beendergestel aantast.” Het is een doodgewone zin.

Mij stoort echter dit doodgewone. Om te beginnen vind ik dat in dergelijk taalgebruik de ‘normaalheid’ van zulke feiten ongemerkt binnensluipt in het dagelijkse discours, zodat het snel een alledaags niemendalletje wordt. Het leidt ons zo mogelijk nog verder weg van enige ethische of kritische invraagstelling.

Het onderzoek vertrekt uitsluitend vanuit een homocentrisch standpunt: de mens voor alles. De mens “maakt” de muis; de muis lijdt verplicht aan een dodelijke ziekte, die gemiddeld slechts 1-4 per 100.000 mensen treft. De muis heeft gewoon de pech genoomgewijs nogal op de mens te gelijken. Proefdier bij uitstek dus, want zijn procreatie is snel en veelvuldig, en tekorten kunnen snel worden aangevuld.

Ben ik dan een harteloze, die een zieke medemens geen genezing gunt? Natuurlijk niet. De vraag die gesteld dient te worden is niet of deze ziekte al of niet mag onderzocht worden. Volgens mij moet ze op een heel ander niveau worden gebracht, bijvoorbeeld: Waarom zijn er zoveel beschavingsziekten? Minder dan de helft van alle bekende ziekten kunnen door dieren opgelopen worden, de rest zijn allemaal beschavingsziekten. Moeten we onszelf, en onze kijk op ‘beschaving’ misschien eens niet onder de loep nemen?

Wil je reageren? Klik op 'reacties' hieronder en volg de stappen...